Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Taalstimulering in de kinderopvang

Ruim 1,3 miljoen Nederlanders hebben zoveel moeite met lezen en schrijven dat zij niet volwaardig kunnen meedoen in onze maatschappij. Stichting Lezen & Schrijven heeft één doel: het voorkomen en verminderen van laaggeletterdheid. Hoe? Door onder meer kinderopvangcentra bewust te maken van hun rol hierin. Zij zijn een belangrijke schakel in het tijdig signaleren en adequaat aanpakken van taalachterstand bij kinderen op jonge leeftijd.
Taalstimulering in de kinderopvang

Dr. Lotte Henrichs is als docent en onderzoeker Pedagogische Wetenschappen verbonden aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Zij doet onder andere onderzoek naar de kwaliteitsbevordering van voor- en vroegschoolse voorzieningen. Hierbij richt ze zich met name op de taalstimulering van jonge kinderen. Regelmatig verzorgt zij workshops voor Stichting Lezen & Schrijven om pedagogisch medewerkers bewust te maken van hun rol om taalachterstand bij jonge kinderen te herkennen en aan taalstimulering te laten doen. Henrichs: ‘Kinderen krijgen van thuis uit een verschillende taalbagage mee. Het ene kind heeft meer ervaring met taal dan het andere, omdat de ouders regelmatig voorlezen, spelen en praten met hun kind. Er is dus een grote variatie in de taalvaardigheid van kinderen op jonge leeftijd. Het is belangrijk om al op jonge leeftijd aandacht te hebben voor kinderen met een taalachterstand. De pedagogisch medewerker speelt hierin een fundamentele rol.’

VVE programma

Renate Piet, locatiemanager van kindercentrum De Draaimolen in Amsterdam-Noord – onderdeel van de TintelTuin –, beaamt dit. Piet: ‘Alle kinderen zijn voor ons gelijk. De Draaimolen werkt met het VVE-programma Kaleidoscoop. Dit programma richt zich op de brede ontwikkeling van kinderen met speciale aandacht voor taalontwikkeling.’ Senior pedagogisch medewerker van De Draaimolen, Lida Meijs, haakt hierop in: ‘We hebben bijvoorbeeld kinderen van buitenlandse afkomst die de Nederlandse taal slecht of niet beheersen. Er ligt een belangrijke taak voor ons om kinderen met taalachterstand te ondersteunen, zodat ze klaar zijn voor groep 1 van de basisschool. Je moet immers de taal machtig zijn om aan het dagelijks leven deel te nemen.’

Volwaardige gesprekspartner

Henrichs vervolgt: ‘Uit ons onderzoek is gebleken dat wanneer kinderen op vierjarige leeftijd naar school gaan, zij in aanraking komen met “schooltaal”. Deze taal is gebruikelijk in informatieve, geschreven teksten, maar ook in gesprekken in de klas. Kinderen die thuis en in de kinderopvang al ervaring hebben opgedaan met schooltaal, wennen gemakkelijker aan de verwachtingen die de schoolse omgeving aan hun taalgebruik stelt. Voor de taalontwikkeling van jonge kinderen is het belangrijk om hen te beschouwen als volwaardige gesprekspartner. Daarom is het noodzakelijk dat pedagogische medewerkers zich bewust zijn dat taal continu deel uitmaakt van hun werk.’

In de praktijk

Bij De Draaimolen is taal helemaal ingebed in de dagelijkse praktijk. Meijs: ‘We werken volgens een dagprogramma op basis van de SLO-doelen. We grijpen elk moment aan om met taal bezig te zijn. We hebben bijvoorbeeld de activiteit speelwerken. De kinderen spelen in groepjes en krijgen een koffertje met materialen waaruit ze één voorwerp mogen kiezen, zoals een treinbaan. Na het spel vertellen ze over hun ervaring met dat voorwerp. Daarnaast werken we met woordkaarten om termen te leren, we zingen liedjes en we lezen vaak voor. Het boekje De Gruffalo hoef ik zelf niet meer voor te lezen, want dat verhaal kennen de kinderen uit hun hoofd. Ik vind het leuk om tijdens het spelen met de kinderen te praten. Op die manier krijgen zij aandacht, zijn ze met taal bezig en ik haal er voldoening uit. Een win-winsituatie voor iedereen!’

Taaltijd

Piet vult aan: ‘De pedagogisch medewerker hoeft niet continu aan het woord te zijn. Zij moet ook ruimte laten voor de kinderen om te praten. Door open vragen te stellen en hen de ruimte te geven om over de vraag na te denken, leren kinderen heel veel. Ik noem dat “taaltijd”. Het is onze rol om ze de nodige handvatten te geven om tot de juiste ontwikkeling te komen. Dit doen we spelenderwijs en met oog voor de mogelijkheden en beperkingen van elk kind, en in samenspraak met de ouders.’ Meijs vervolgt: ‘Onlangs organiseerden we een ouderavond. Twee logopedisten vertelden hoe belangrijk taal voor kinderen is en om bij een achterstand actie te ondernemen. We informeren de ouders ook over activiteiten van de bibliotheek en dat het lidmaatschap voor kinderen gratis is. Daarnaast krijgen de ouders themafolders over onze activiteiten. Hierin geven we ook suggesties voor boekjes uit de bibliotheek waarmee ze zelf met hun kinderen aan de slag kunnen gaan.’

Taalniveau op pijl

Henrichs: ‘Het is een belangrijke randvoorwaarde dat pedagogisch medewerkers over het juiste taalniveau beschikken. Een taak voor het middenkader is om tijdig te signaleren en pedagogisch medewerkers te faciliteren bij het volgen van cursussen indien het niveau niet op peil is. Als een pedagogisch medewerker merkt dat een collega bijvoorbeeld nooit briefjes schrijft aan de ouders, dan kan dat een signaal zijn en is het belangrijk om de collega hierop aan te spreken.’ Piet: ‘Eén van de eisen om te werken op een VVE-locatie is dat pedagogisch medewerkers beschikken over de juiste taalnorm. Dit meten ze op basis van een taaltoets. Iedereen heeft de taaltoets bij ons gehaald! Een aantal medewerkers heeft van oorsprong een Amsterdams dialect en zij moeten alert zijn op het gebruik van de juiste termen. We spreken elkaar hierop aan als dat nodig is, maar gelukkig komt dat niet al te vaak voor!’

Foto: Stichting Lezen & Schrijven

Tips voor de werkvloer

Lotte Henrichs heeft de volgende tips ter bevordering van schooltaal:
1. Grijp informele momenten, zoals fruit eten, jas aandoen en verschonen aan om met de kinderen te praten. Benoem wat je doet en daag hen uit om met taal bezig te zijn. Vraag hen bijvoorbeeld: Welk fruit eten we vandaag? Kun je nog wat andere fruitsoorten opnoemen?
2. Speel actief mee met de kinderen, zowel binnen als buiten, en benoem ook hier wat je aan het doen bent. Maak gebruik van volledige zinnen en bijvoeglijke naamwoorden. Vraag hen bijvoorbeeld bij het bouwen van een toren om het groene blokje op het rode blokje van de hoogste toren te zetten.
3. Geef kinderen de ruimte om zelf ook aan het woord te zijn. Vraag bijvoorbeeld op maandagochtend wat ze het afgelopen weekend gedaan hebben.
4. Lees regelmatig voor en stel vragen om na te gaan of de kinderen het verhaal begrepen hebben.
5. Het continu met taal bezig kun je leren door te doen!

Informatie en materialen

Stichting Lezen & Schrijven ontwikkelde voor de kinderopvang diverse praktische materialen en tools om taalachterstand bij kinderen op jonge leeftijd tijdig te signaleren en adequaat aan te pakken. Meer informatie vindt u op http://lezenenschrijven.nl/kinderopvang.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.