In een gezamenlijke brief laten de VNG, GGD GHOR Nederland en het ministerie van SZW weten dat gemeenten en GGD’en zelf verantwoordelijk blijven voor toezicht op en handhaving van kwaliteitseisen uit de Wet IKK, maar adviseren zij hen dringend om het standpunt van VNG, GGD, GHOR Nederland en het ministerie te volgen. ‘Wij zijn ervan overtuigd dat het de kwaliteit van de kinderopvang en de kinderen zelf ten goede komt als de toezichthouder ruimte heeft om een afweging te maken om wel of geen overtreding te rapporteren’, staat in de brief.
Kind centraal
In de brief staat dat de toezichthouder bij zijn afweging het belang van de kinderen en de inspanning van de kinderopvangorganisatie centraal dient te stellen. De toezichthouder kan volgens de briefschrijvers – wanneer een kinderopvangorganisatie zich niet of niet volledig aan de wet houdt – twee keuzes maken: de kinderopvangorganisatie heeft er alles aan gedaan om zich aan de regels te houden en er is sprake van overmacht (hij noteert geen overtreding), of de organisatie heeft er niet alles aan gedaan en schaadt daarmee het belang van de kinderen (hij noteert een overtreding). In dat laatste geval kan de toezichthouder een herstelaanbod of handhavingsadvies geven, afhankelijk van de ernst van de overtreding.
Verschil van inzicht
Sinds de wet IKK in januari 2018 in werking trad, bleek er in de praktijk veel onderling verschil van inzicht over de ruimte die een toezichthouder heeft om een overtreding vast te stellen als een kinderdagverblijf niet aan de wettelijke kwaliteitseisen voldoet. Het gaat in het bijzonder om het vaste-gezichtencriterium en de drie-uursregeling. In 2021 vindt een evaluatie plaats van de wet IKK.
Bron: ministerie van SZW