Ik vertel dat niemand op zondag naar school hoeft omdat alle scholen dan dicht zijn, dat je op zondag gewoon lekker lang in je pyjama rond kunt lopen, dat sommige kinderen naar het bos gaan om te wandelen om lekker door de afgevallen blaadjes te stampen, dat andere kinderen naar hun opa en oma gaan en dat sommige kinderen op zondag naar de kerk gaan.
Ha, daar weet Pepijn over mee te praten, want daar is het toch leuk! Daar is een bed voor mamma en ook een bed voor pappa en daar kun je heerlijk eten! Ik ben al jaren niet meer in een kerk geweest maar als je daar tegenwoordig heerlijk kunt eten moet ik er mijn gezicht maar weer eens laten zien. ‘En er is ook een speeltuintje en een zwembad!’ Nog even en het is er gewoon een pretpark, alleen op zondag uiteraard.
‘Hij sjort de roze vleugels op zijn rug in de juiste stand, kijkt mij vanonder de politiepet zelfverzekerd aan en wipt het roze slippertje met het hakje op en neer’
Ik denk dat Pepijn en ik niet op dezelfde golflengte zitten dus vraag ik een beetje schaapachtig:’In de kerk?’ In de kerk, hij weet het zeker. Hij sjort de roze vleugels op zijn rug in de juiste stand, kijkt mij vanonder de politiepet zelfverzekerd aan en wipt het roze slippertje met het hakje op en neer. Hij heeft de slippertjes aan zijn verkeerde voeten. Bananenvoeten. Hij ziet er schitterend uit, onze kerkganger. ‘Een zwembad in de kerk?’ Is het doopfont zo groot tegenwoordig? ‘Nee, joh’, zegt hij dan ‘op de camping!’ Klinkt als kerk?
Semih gaat niet naar de kerk. ‘Nee, jij gaat naar de moskee hè?’ Hij knikt. ‘Ja, zo heeft iedereen zijn eigen kerk’, zeg ik. Daar is Jasmijn het echter niet mee eens: ‘Ik heb helemaal geen kerk. Wel een camping!’ Pepijn springt zo enthousiast overeind dat’ ie van zijn hakken valt: ‘Ik heb ook een camping!’ meldt hij, liggend op de grond naast het slippertje.
Ik geef het praatje over de kerk maar op en begin fruit uit te delen, want van campings heb ik ook al geen verstand……..