Dat kan met een Youtube-filmpje, maar leuker is natuurlijk buiten. Een kind speelt een torretje na dat op zijn rug tuimelt met zijn poten in de lucht. De andere kinderen helpen om het dier weer op zijn pootjes te zetten. Sommige insecten kunnen vliegen. Lekker rondrennen en met de armen wapperen. Als je alle dieren hebt uitgeprobeerd krijgt iedereen een dier toegewezen. Je kunt dat duidelijk maken met een eenvoudig plaatje dat je met een veiligheidsspeld op het shirt prikt of je kunt symbolische accessoires gebruiken. De bij krijgt bijensprietjes op het hoofd, de wesp een geelzwarte streepjessjaal, de mug een puntmuts op zijn hoofd, enzovoort.
Energie te veel?
Moet er wat energie opgebrand worden in de groep? Een leuk spel voor binnen is het mierenspel. De kinderen worden verdeeld in twee mierenkolonies: zwarte en rode mieren. Elk team heeft een mierenkoningin die op een centrale plaats zit, soldaten die de gangen graven en verkenners die voedsel zoeken. Overal in de ruimten heb je ballen, kussens of zakjes piepschuim verstopt in de kleuren rood en zwart. De soldaten rennen voorop en ‘graven de gangen’; de verkenners speuren naar ‘eten’ (de rode en zwarte voorwerpen) en brengen dat zo snel mogelijk naar de koningin. Als de koningin tien stuks binnen heeft, heeft dat team gewonnen.