(2 tot 4 jaar) Ballon op de vlucht
Een grappige eigenschap van een ballon: als je hem opblaast en loslaat, vliegt hij alle kanten uit en maakt een lekker vies geluid. Jonge kinderen vinden dit heel intrigerend. Maak er een spel van. De pedagogisch medewerker blaast een ballon op, knoopt hem niet dicht en gaat op een stoel staan. Ze laat hem los en de ballon begint aan zijn luidruchtige, grillige vlucht. Wie kan hem pakken? Je kunt ook één van de oudere kinderen laten blazen en loslaten, waarbij de jongere kinderen de ballon mogen vangen.
(2 tot 4 jaar) Waaieren
Een ballon is licht en laat zich gemakkelijk verplaatsen. Knip van een stevig stuk karton een ronde vorm van ongeveer een halve tot één meter doorsnee. Knip deze ronde vorm dan in tweeën. Je hebt nu twee waaiers. Leer de kinderen hoe je een waaier gebruikt. Je houdt de rechte kant met twee handen vast en beweegt de waaier op en neer. Laat de kinderen oefenen en voelen hoe er wind ontstaat. Geef dan elk kind een waaier en een opgeblazen ballon en begin aan één kant van de ruimte. De kinderen moeten proberen om de ballon helemaal naar de overkant te waaieren, zonder hem aan te raken.
(3 tot 5 jaar) Houd de ballon in de lucht
Verdeel de kinderen over de ruimte met bij de start ongeveer een meter ruimte onderling. Gooi dan een ballon midden in de groep. De opdracht: houd de ballon in de lucht. Wie het dichtst bij de ballon is als hij op de grond valt, is af.
(3 tot 5 jaar) Reuzenballon in de lucht houden
Een variant op het vorige spel: doe een aantal opgeblazen ballonnen in een enorme plastic zak en knoop die dicht. Er ontstaat dan een reuzenballon. Nóg leuker om met zijn allen dit grote zwevende gevaarte in de lucht te houden.
(4 tot 6 jaar) Variant: slagballon
Je kunt de ballon ook in de lucht houden met knuppels. Denk aan de plastic knuppeltjes die je gebruikt bij slagbal voor kinderen. Niet voldoende knuppels in huis? Rol een gebruikt magazine stevig op en omwikkel het begin en eind van deze geïmproviseerde knuppel met tape. Voilà, een voordelige knuppel. De kinderen proberen nu de ballon in de lucht te houden met de knuppels. Speel je dit met de oudere kinderen, dan kun je twee teams vormen en in het midden een duidelijke streep trekken (tape op een binnenvloer of krijt op de stoeptegels). Elk team probeert de ballon naar de tegenpartij te slaan. Probeer te voorkomen dat de ballon aan jouw kant van de streep op de grond terecht komt.
(5 tot 6 jaar) Ballontrappen
Ballontrappen is een klassieker, die alleen geschikt is voor de wat oudere kinderen. Jonge kinderen kunnen erg schrikken van de harde knallen. Het spel is simpel: elk kind krijgt een ballon aan een touwtje om zijn enkel. Vervolgens barst de strijd los: probeer de ballon van de anderen kapot te trappen. Spreek goed af: je raakt elkaar zo min mogelijk aan en mag elkaar zeker geen pijn doen. Houd het leuk.
(5 tot 6 jaar) Plak ze vast
Koop een grote rol zo breed mogelijk dubbelzijdig kleefband. Verdeel de groep in twee teams. De ‘plakman’ (of ‘plakvrouw’) gaat op enkele meters afstand in een op de grond getapete cirkel staan. Deze plakman krijgt een oud T-shirt aan en wordt op zijn buik en op zijn rug beplakt met drie flinke stroken kleefband. Zijn team staat achter een lijn op zo’n drie meter afstand en gaat ballonnen naar hem gooien. Elk team krijgt tien kansen. De plakman mag rondspringen om de ballon op zijn buik of rug op te vangen, maar moet binnen de cirkel blijven.
