Brancheorganisatie Kinderopvang, Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang, BOinK, FNV Zorg en Welzijn en Sociaal Werk Nederland zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van de kwaliteitseisen. Dit alles gebeurde in overleg met het ministerie van Sociale Zaken. Volgens de partijen is de voorliggende Wet IKK een invulling van de ambitie van de sector om de kwaliteit van kinderopvang verder te verhogen. ‘De kinderopvang wil haar verantwoordelijkheid nemen om ieder kind door middel van het spelend leren een zo succesvol mogelijke start te laten maken.’
Bkr baby’s
Toch staat een aantal maatregelen nog altijd onder druk. Een belangrijke is de aanpassing van de beroepskracht-kindratio (bkr)op babygroepen. Deze gaat van één pedagogisch medewerker op vier baby’s naar één pm’er op 3 baby’s. Dat geldt zowel voor babygroepen als verticale groepen. De partijen voeren in hun brief argumenten aan waarom het zo belangrijk is om de ratio juist voor de kwetsbare baby’s aan te passen.
Maximaal uurtarief
Het gevolg van deze maatregel is echter dat het de branche onherroepelijk geld gaat kosten als er meer pm’ers voor babyopvang ingezet moeten worden. In de brief leggen de partijen uit dat er samen met het ministerie gekeken is naar de mogelijkheid om te differentiëren met de maximaal te vergoeden uurprijs. Zo zou alleen het tarief voor 0-1 jarigen verhoogd kunnen worden en zijn daarmee de kosten gedekt. Maar dit blijkt niet mogelijk te zijn. De uurprijs moet daarom verhoogd worden voor de hele categorie 0-4 jaar.
Kostprijsonderzoek
Hoe deze maatregel uit gaat pakken, is nog lastig te zeggen, geven de partijen in de brief toe. Als blijkt dat het verhogen van de maximaal te vergoeden uurprijs niet kostendekkend is, dan gaan kinderopvangorganisaties hun tarieven verhogen. De partijen maken zich zorgen over een vraaguitval, vooral bij lage en middeninkomen. En die zijn op dit moment al sterk ondervertegenwoordigd in de kinderopvang. Minister Asscher gaf tijdens het debat over de kinderopvang aan dat er een kostprijsonderzoek komt. Als daaruit blijkt dat eerder genoemd scenario zich inderdaad voltrekt, gaan de vijf branchepartijen opnieuw het gesprek aan over de uurprijs.
Drie-uursregeling
Verder bespreken de partijen de belangrijkste maatregelen in hun brief zoals het belang van permanente educatie, een mentor en vast aanspreekpunt voor kinderen en ouders en minder regeldichtheid voor de kinderopvangbranche. Een belangrijk punt is ook de drie-uursregeling waarin de bezetting van beroepskrachten voor ouders beter inzichtelijk wordt gemaakt. Kinderopvanghouders moeten aan ouders kenbaar maken vanaf en tot welk tijdstip op een groep sprake is van een volledige inzet van medewerkers. Tussen deze tijdstippen moet minimaal negen uur liggen. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat ouders hun kinderen gemiddeld negen aaneengesloten uren per dag naar de kinderopvang brengen. De houder moet ouders ook aangeven wanneer pm’ers pauze hebben.
Bkr bso’s
In tegenstelling tot de ratio voor baby’s krijgen bso’s juist ruimte om meer kinderen onder één pedagogisch medewerker in te delen. De bkr voor kinderen van 4 tot en met 6 jaar blijft hetzelfde: 1 op 10. Vanaf 7 jaar mogen er 12 kinderen op 1 pm’er zijn. Dat is een verruiming van 20 procent. Er komt, volgens de branchepartijen, daardoor meer vrijheid voor bso’s om groepen samen te voegen en zo komt er ook meer ruimte voor uitdagende activiteiten. Vrijwilligers worden onder de nieuwe wet alleen nog maar boven-formatief ingezet.
De woordvoerders kinderopvang van de Tweede Kamer leken grotendeels de brief gelezen te hebben. Zo werd de onderbouwing van de partijen vaak genoemd tijdens het debat Kinderopvang. Bijna alle partijen, op de PVV na, gaven aan positief tegenover de wet te staan. Lees hier een verslag van het debat terug
Lees hier de brief aan Tweede Kamerleden:
Waarom vanaf 7 jaar? Waarom niet gerelateerd aan de groep op de basisschool? Nu wordt het weer een paspoort/vinklijstverhaal, niet afgestemd op de beleving van het kind.