Gopnik deed een concentratietest onder een groep 4- en 5-jarigen en een groep volwassenen. Beide groepen kregen twee vormen te zien: een rode en een groene. De opdracht was om zich op het rode vormpje te concentreren. Vervolgens kregen de twee groepen de vormen weer te zien, maar dan met een kleine aanpassing. De deelnemers moesten aangeven wat er veranderd was aan de voorwerpen.
Volwassenen en kinderen
Waar de volwassenen vaker een goed antwoord gaven als het om het rode object ging, wisten kinderen beter wat er was veranderd aan het groene, ‘niet belangrijke’ voorwerp.
Scherper oog
Dit is te verklaren door de manier waarop kinderen naar de wereld kijken, vertelt Gopnik. ‘We zeggen vaak dat kinderen zich niet kunnen concentreren, maar wat we eigenlijk bedoelen is dat kinderen zich moeilijk níét kunnen concentreren. Zij kunnen de wereld om hen heen niet ‘uitschakelen’ zoals volwassenen dat doen, waardoor zij een scherper oog hebben voor dingen die minder voor de hand liggen.’
‘Kinderen hebben veel meer door’
Terwijl volwassenen vaak denken dat kinderen afgeleid zijn en zich daardoor niet kunnen concentreren, hebben ze juist veel meer door, stelt Gopnik. ‘Kinderen willen zoveel mogelijk van de wereld om hen heen leren, waardoor ze alles in zich opnemen. Ze worden bijvoorbeeld afgeleid door een voorbij vliegend vliegtuig, als je met ze de deur uit wilt om naar te school te gaan.’
Bron: RTL Nieuws
Ook ouders kunnen de aandachtsspanne van een kind beïnvloeden. Hoe langer zij hun aandacht bij het spel van hun kind kunnen houden, hoe beter de aandachtsspanne van het kind zich ontwikkelt. Lees meer