Het ministerie van Sociale Zaken brengt ieder kwartaal verslag uit van het gebruik van kinderopvang. Het is voor het eerst dat het ministerie de cijfers van een kwartaal niet vergelijkt met het voorgaande jaar, maar met het vorige kwartaal én het zelfde kwartaal van het jaar ervoor. Daarmee wordt voorkomen dat seizoensinvloeden de cijfers bepalen.

Bijstellen kwartaalcijfers

Het ministerie stelt het aantal kinderen dat in het eerste kwartaal van 2014 naar de kinderopvang ging met terugwerkende kracht bij van 642.000 naar 644.00 kinderen. Dat betekent dat er in het eerste kwartaal geen sprake was van een daling van het aantal kinderen in de kinderopvang, maar dat het aantal toenam vergeleken met het gemiddeld aantal kinderen dat in heel 2013 naar de kinderopvang ging: van 638 duizend kinderen naar 644 duizend kinderen. Nu zijn daar duizend kinderen bijgekomen en komt het aantal kinderen in de opvang op 645 duizend.

Minder uren

De stijging is heel licht, en de aantallen kinderen dat naar de kinderopvang gaat ligt nog steeds ruim onder de aantallen in 2009 tot en met 2012. Er is nog geen reden voor veel optimisme omdat de cijfers van het ministerie ook aantonen dat kinderen minder uren naar de kinderopvang gaan dan in hetzelfde kwartaal in 2013. Alleen kinderen van ouders in de hoogste inkomenscategorie komen beduidend meer uren. Maar dat is te verklaren doordat zij in 2013 geen recht hadden op kinderopvangtoeslag. Vooral kinderen uit gezinnen met een modaal of anderhalf keer modaal inkomen komen minder uren. Het aantal uren van kinderen van ouders in de lagere inkomenscategorie neemt ook nog flink af.

Minder bso’s en gastouders

Het aantal kinderdagverblijven blijft maar licht stijgen, ook in het tweede kwartaal van 2014. In totaal waren er in juli 2014 6.320 kinderdagverblijven. Dat waren er in april nog 6.272 locaties en in juli 2013 nog 6.149 locaties. Het ministerie van Sociale Zaken geeft geen verdere verklaring voor de cijfers, maar de harmonisatie beïnvloedt het groeiend aantal locaties voor de dagopvang al jaren. Nog altijd worden er peuterspeelzalen omgezet naar peutergroepen onder de wet Kinderopvang. Het aantal bso-locaties daalde naar 6.331. In juli 2013 waren er nog 6.510 bso’s. Ook het aantal gastouders blijft maar dalen. Er zijn er nog 38.215, maar in juli 2013 waren dit er nog 42.634. Dat aantal neemt dus nog altijd redelijk snel af.

Arbeidsparticpatie

Het ministerie kijkt ook naar de arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen in het algemeen én degenen van hen met jonge kinderen. Bij vrouwen nam de arbeidsparticipatie licht af. In 2013 werkte 60 procent van de vrouwen van 15 tot 65 jaar. In het tweede kwartaal van 2014 was dit 58,8 procent. Moeders met jonge kinderen gingen ook minder werken. 70,3 procent van het werkte nog in 2013, in het tweede kwartaal van 2014 was dit nog 68,9 procent. Vaders met jonge kinderen gingen juist iets meer werken: 91,1 procent. Maar de algemene arbeidsparticipatie van mannen tussen de 15 en 65 jaar nam heel licht af: van 72, 3 naar 72,1 procent.

De cijfers van het eerste kwartaal van 2014 lieten sinds lange tijd weer een licht stijgende lijn zien. Dat deze stijging nu doorzet, is goed nieuws. Hoe was de analyse van de cijfers van het eerste kwartaal van 2014? Lees meer

Bekijk de kwartaalcijfers van het ministerie hier: